Keuring van Nederlandse landgeiten
Ontdek de robuuste Nederlandse landgeit op 10 augustus bij de landgeitenkeuring. Vanaf 11:00 uur worden deze unieke dieren, bekend om hun wilde uitstraling en sterke aanpassingsvermogen, gekeurd door experts. Kom kijken en leer meer over dit veelzijdige een duurzame geitenras.
-
10 augustus
-
11:00u tot 17:00u
De Nederlandse landgeiten worden gekeurd door de Landelijke Fokkersclub afdeling Zuid. Ieder jaar opnieuw wordt door keurmeesters gekeken of ze voldoen aan de kenmerken die een landgeit hoort te hebben. Kom gerust een kijkje nemen bij deze keuring.
Over het Nederlandse landgeit
De Nederlandse landgeit is een van de oudste en meest traditionele geitenrassen van Nederland, en speelt een belangrijke rol in het agrarische erfgoed van het land. Dit ras is uniek vanwege zijn sterke aanpassingsvermogen en robuuste gezondheid, wat het bijzonder geschikt maakte voor het overleven in de vaak barre Nederlandse klimaatomstandigheden.
De Nederlandse Landgeit heeft een vrij wilde en robuuste uitstraling. De geiten hebben lange, ruige haren en een forse baard. Ze zijn meestal zwart, bruin of bont van kleur. Een opvallend kenmerk zijn de naar achteren gerichte hoorns die zowel bij mannetjes (bokken) als vrouwtjes (geiten) voorkomen. Bovendien staan ze bekend om hun rechtopstaande oren en hun onafhankelijke en soms eigenzinnige karakter.
Het is een veelzijdig en duurzaam ras, dat niet alleen een belangrijk onderdeel vormt van het landelijke leven in Nederland, maar ook bijdraagt aan het behoud van de biodiversiteit en agrarische tradities.
Gebruik van geiten op en rond de boerderij
Geiten werden traditioneel gehouden voor hun melk, die gebruikt werd voor directe consumptie binnen het huishouden of voor het maken van kaas en andere zuivelproducten. En hoewel minder gebruikelijk dan schapen of varkens, werden geiten soms ook gehouden voor hun vlees.
De mest van geiten werd gebruikt als een waardevolle bron van voedingsstoffen voor de landbouwgronden. Geiten zijn bekend om hun vermogen om te grazen in gebieden met veel onkruid en ruige vegetatie, waardoor ze effectief waren in het beheren van de groei van ongewenste planten rond de boerderij.