Wie was Pater van den Elsen?

Het Boerenbondsmuseum is gevestigd in het geboortehuis van pater Gerlacus van den Elsen die leefde van 1853 tot 1925. Pater Van den Elsen is de grondlegger van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (nu Z.L.T.O.) en van vele boerencoöperaties. In het Boerenbondsmuseum is een permanente tentoonstelling te zien over het leven en het werk van pater Van den Elsen en het ontstaan en de groei van diverse coöperaties waarvan hij aan de wieg heeft gestaan.

Godefridus van den Elsen bezocht de Latijnseschool in Gemert (deze gebouw staat nog steeds aan de Ruijschenberghstraat in Gemert) en werd in 1869 Norbertijn van de Abdij van Berne in Heeswijk. Na zijn priesterwijding in 1876 was hij twee jaar kapelaan in Berlicum. Daar werd zijn verbondenheid met de boeren en plattelandsbevolking versterkt. De grootste activiteiten zou Van den Elsen echter vanuit de abdij verrichten.

Van jongs af aan liet hij blijken een goede spreker en volksschrijver te zijn. De preken verschenen bijvoorbeeld uitgewerkt in het Zondagsblad der Heilige Familie. Meestal gingen deze over het familieleven. Van 1886 tot 1902 was Van den Elsen de eerste rector en voornaamste leraar van het Sint-Norbertusgymnasium, waar men eerst het Gemertse kosthuizensysteem volgde, maar weldra een internaat begon. Allesdoener en allesdurver als hij was, maakte hij ook eigen Latijnse leerboekjes. Het onderwijswerk van Van den Elsen, aanvankelijk nog samengaand met drukke geschiedkundige activiteiten, zou tegen het eind van de negentiende eeuw steeds meer moeten wijken voor het sociale werk dat hij ging verrichten. 

De boerenzoon werd door de heersende landbouwcrisis opgewekt om iets voor de noodlijdende boeren te ondernemen. Bovendien heeft de encycliek Rerum Novarum (1891) bij hem de gedachte opgeroepen dat organisatie noodzakelijk was. Kort daarna, op 24 januari 1892, plaatste hij zijn artikel 'De geduldige landman', dat een pleidooi daarvoor inhield, in het Noordbrabantsch Dagblad. Het voortdurend spreken over de noodzaak van organisatie leidde ertoe dat op 17 augustus 1896 de Noordbrabantsche Christelijke Boerenbond (NCB) werd opgericht, waarin Van den Elsen een groot aandeel had. Tot 1921 bekleedde hij het geestelijk adviseurschap van de NCB.

In 1898 werd hij ook medeoprichter van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (CCB) te Eindhoven, waarbij het Duitse Raiffeisensysteem tot voorbeeld diende. Jarenlang doorkruiste hij de bisdommen 's-Hertogenbosch en Breda voor het oprichten van plaatselijke boerenbonden en boerenleenbanken, en in 1902 werd hij ook secretaris van de Nederlandsche Boerenbond. Hij vocht onverzettelijk, stug en demagogisch, wanneer boerenbelangen op het spel stonden, zoals tijdens de 'Boteroorlog' in 1904. Een strijd tussen de zuivelorganisaties van de Noordbrabantse boeren en boterhandelaren met als inzet het 'Rijksbotermerk'.

Hij streed voor beter pacht-, hypotheek- en erfrecht van de boeren en verzette zich tegen het jachtrecht en de crisismaatregelen van de regering tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tegenover het liberalisme en het socialisme ijverde hij voor de godsdienstige en sociale vorming van de boeren. Hij bestreed woekerprijzen en uitbuiting, maar waarschuwde boeren ook tegen de geest van materialisme. Ook wilde hij de oude levensstijl van de boeren in ere houden en zei daarom 'Een boer met een snor is een lor', en verdacht het boerenmeisje dat niet meer voor de kapmantel voelde, meteen van stadse manieren.

Was Van den Elsen hard voor anderen, hij was dat ook voor zichzelf: volgens de overlevering studeerde hij 's avonds, om niet in slaap te vallen, met zijn voeten in een bak koud water. Zoals ook te zien in de bovenruimte van de grote zaal van het Boerenbondsmuseum.

(bron: A.W. van den Hurk, 'Elsen, Godefridus van den (1853-1925))